Spelen

Interview met Syenne – 11 jaar

In Luttenberg is een plek in het bos. Daar liggen allemaal stenen. Ze liggen in een bepaalde vorm. Het is een labyrint. Daar kun je een soort route lopen. Daarna kom je in het midden terecht. Toen ik in het midden stond zag ik dat dat een bloem was.

Ik heb het labyrint gelopen samen met mijn vader en moeder en met mijn zus. Toen wij het labyrint ingingen liep ik voorop. Ik vond het leuk om er in te gaan. Sommige paadjes waren wat smaller dan andere paadjes. Toen ik in het labyrint liep dacht ik huh, hoe kun je dit helemaal zo lopen? Het leek een kleine route maar het ging helemaal heen en weer. Ik dacht dat ik er bijna was en toen was dat toch niet zo.

Toen we er uit kwamen heb ik hem nog een keer gelopen om op te meten hoever het eigenlijk was. Ik dacht dat het ongeveer 260 meter was van de ingang tot het midden. Ik vind de vorm van het labyrint heel mooi.

Ik weet wel dat er verschil is tussen een labyrint en een doolhof. Een doolhof is heel hoog en kan bestaan uit struiken. In een doolhof moet je zelf je weg zoeken. Daar kun je alle kanten op.

Als ik zelf een labyrint zou mogen bouwen zou ik ook stenen gebruiken. Ik heb tijdens het lopen niet gedacht dat ik er niet meer uit zou komen. En anders kun je altijd nog over de stenen heen stappen. Dat heb ik niet gedaan.

Ik ben er wel trots op dat mijn vader heeft helpen bouwen aan dit labyrint. Toen ik het samen met hem liep stapte hij op de terugweg gewoon over de stenen heen. Ik weet niet waarom hij dat deed. Ik heb er niks van gezegd. Ik ben zelf wel doorgelopen tot de uitgang.

Het labyrint lijkt ook wel op een mandala.

Interview met Maartje – 10 jaar

Ik had nog niet eerder van een labyrint gehoord.

Eerst wist ik niet wat een labyrint was, maar toen had mama het mij een beetje uitgelegd.

Een labyrint is een soort pad wat je loopt en dan kan je nadenken over je leven.

Mama zei tegen mij dat er een labyrint in het bos gelegd was. Daar gingen wij toen naar toe. We gingen dat lopen. Iedere keer als ik dan dacht, ik ben er bijna dan was het toch niet zo.

Ik dacht dat je steeds mocht kiezen welke kant je dan op gaat, maar dat was niet zo. Dat vond ik wel een beetje gek. Je maakt een bochtje en dan is er weer een nieuw paadje. Ik had het wel leuk gevonden als ik zelf mijn weggetje mocht kiezen.

Toen ik het labyrint voor de eerste keer zag dacht ik, mooi gemaakt. Het ziet er een beetje uit als een zonnetje. Omdat er een soort driehoekjes rondom heen liggen. Dan lijkt het net een zonnetje.

Als ik een labyrint mocht maken zou ik hem ook van stenen maken. Maar van takjes of hout lijkt mij ook mooi. Bladeren kunnen wegwaaien, dus dat is niet handig.

Toen ik voor de eerste keer het labyrint inliep was ik met mama. Ik had er niet over nagedacht wie er voor op ging. Ik ging voorop. Mama liep achter mij.

Ik ben helemaal doorgelopen naar het midden. Toen ik in het midden was, dat was voor mij een opluchting, omdat je dan al die cirkels hebt gelopen. En toen ik daar was heb ik hem daarna weer terug gelopen. Ik heb een paar minuutjes in het midden gestaan.

Toen jij terug liep was er toen iets anders dan bij de heenweg?

Ja ik dacht ik moet de uitgang vinden, maar dan was ik er ook weer net niet. Ik was best wel druk met het vinden van de uitgang, terwijl ik eigenlijk wel wist dat het geen doolhof was.

Later ben ik nog een keer met de kleinkinderen van onze buren bij het labyrint geweest. Het waren kleine kinderen. Toen zij in het midden waren liep de jongste zo over alle stenen heen. De oudste liep met mij mee over de paadjes. Het kleinste meisje smokkelde, omdat ze haar zus bij wilde houden. Dat heb ik niet gedaan, want dan kan het ook weer zijn dat je dan de verkeerde weg neemt.

Ik heb zelf nog nooit een labyrint getekend. Een jongen uit mijn klas was naar het lichtjeslabyrint geweest. Hij heeft er in de klas over verteld.

Als ik helemaal alleen bij het labyrint zou zijn zou ik lekker gaan rennen. En als ik hem dan heen en terug gelopen zou hebben zou ik daarna gewoon tussen de steentjes door huppen van de ene naar de andere kant. Lekker spelen. 

Ik heb er toen ook in de buurt steentjes gezocht. Het waren een soort kiezelsteentjes. Die heb ik mooi opgeschilderd en weggegeven. Als ik met vriendinnetjes in het bos ben zou ik wel weer naar het labyrint gaan. Ik vind het heel mooi gemaakt.

Als ik het labyrint een naam mocht geven zou ik het Luttenbergs Labyrint noemen.